Psalms 72


Geef mij antwoord, Here,
want ik weet hoe groot uw goedheid en trouw zijn.
Kom naar mij toe met uw liefdevolle ontferming.

1 Verberg U niet voor mij,
ik ben uw dienaar en ik ben vreselijk bang.
Antwoord mij toch snel!

2 Kom naar mij toe en bevrijd mij.
Verlos mij, zodat mijn tegenstanders beschaamd staan.

3 U ziet toch hoe ik word bespot,
hoe beschaamd ik ben en tot schande gemaakt.
U weet precies wie mij dit allemaal aandoen.

4 De spot breekt mijn hart
en ik ben nog maar heel zwak.
Ik verwachtte medelijden te ontmoeten,
maar vond het niet.
Tevergeefs wachtte ik op iemand die mij troostte.

5 Zij gaven mij gif te eten
en lieten mij, toen ik dorst had, azijn drinken.

6 Laat het lekkere eten een valstrik voor hen worden
en laat hun tafelgenoten hen verraden.

7 Verslechter hun ogen,
zodat zij niets meer kunnen zien.
Geef dat hun heupen verzwakken,
zodat zij niet meer kunnen lopen.

8 Stort uw toorn over hen uit,
laat de gloed daarvan hen vernietigen.

9 Verander hun woonplaats in een woestenij
en maak hun tenten onbewoond.

10 Want wie door U wordt geslagen,
wordt door hen achtervolgd.
Zij sturen verhalen de wereld in
over het verdriet van hen die door U werden getroffen.

11 Laat hun schuld maar hand over hand toenemen,
zodat zij geen aanspraak kunnen maken op uw gerechtigheid.

12 Verwijder hun namen uit uw boek,
waarin ieder vermeld staat die bij U hoort.
Zorg dat hun naam niet naast die van een gelovige staat.

13 Ik verkeer in grote ellende en groot verdriet.
Laat uw heil mij beschermen, o God.

14 Ik zal een loflied zingen
en de naam van God prijzen.
Ik zal Hem roemen door de liederen
die ik tot zijn eer zing.

15 Dat zal de Here meer vreugde geven
dan een rund of een stier met horens en hoeven.

16 Zij die zich dankbaar aan God onderwerpen,
zullen het zien en zich erover verheugen.
U die God zoekt, zult er nieuwe moed uit putten.

17 Want de Here luistert wel
naar de armen die Hem aanroepen
en Hij ziet niet neer
op de mensen die gevangenzitten.

18 Laat de hele schepping,
hemel, aarde en zeeën,
Hem eer brengen en prijzen.

19 Want God zal Jeruzalem bevrijden
en de steden van Juda weer opbouwen.
Dan zullen zij weer daarin wonen
en het land opnieuw bezitten.

20 De kinderen van zijn dienaren zullen het land erven
en het zal worden bewoond door mensen
die zijn naam liefhebben.

Copyright information for NldHTB